categorie van deze week
-werkwoordvormen tijd van nu, tijd van toen, tweelingvormen
-werkwoordvormen tijd van nu, tijd van toen, tweelingvormen
brengen (TT)
brachten (VT) laten (TT) lieten (VT) |
onthouden (TT)
onthielden (VT) vinden (TT) vonden (VT) |
lijden (TT)
leden (VT) bezetten (TT) bezetten (VT) |
ontmoeten (TT)
Ontmoetten (VT) verloten (TT) verlootten (VT) |
verwoesten (TT)
verwoestten (VT) vluchten (TT) vluchtten (VT) |
begeleiden (TT)
begeleidden (VT) belanden (TT) belandden (VT) |
bevrijden (TT)
bevrijdden (VT) leiden (TT) leidden (VT) |
luiden (TT)
luidden (vt) behandelen (tt) behandelden (VT) |
leven (TT)
leefden (VT) vertellen (TT) vertelden (VT) |
werken (TT)
werkten (VT) wonen (TT) woonden (VT) |